Eigen collectie


post@gerbenarts.nl


Prehniet

Naam Prehniet
Kleur Groenwit
Klasse Silicaten
Hardheid 6,0 - 6,5
Vindplaats India
Aankoopplaats Groesbeek, jaarmarkt
Aankoopdatum Onbekend
Verkoper J. Gruijthuijsen


In 1783 nam een Nederlandse kolonel dit mineraal mee van Kaap de Goede Hoop naar Europa. Omdat het mineraal diverse, in stralen verlopende schakeringen vertoonde, dacht men dat het olivijn of een smaragdvariëteit was, vandaar de namen kaapsmaragd en kaapchrysoliet. Later, toen men identieke stenen in Europese afzettingen vond, dacht men dat het zeoliet was en sprak men van gelber strahlzeolit (‘geel straalzeoliet’). Pas in 1789 werd het door de Duitse mineraloog en geoloog Abraham Gottlob Werner, professor aan de Mijnbouwhogeschool van Freiberg in Saksen, als een apart mineraal beschreven.

Prehnietkristallen zijn tafelvormig, vaak afgerond en gegroepeerd tot waaiers of sterren. Prehniet treedt op als een secundair mineraal van aluminium-calciumsilicaten, voornamelijk van veldspaten. Omdat het meestal in drusenholten in gesteenten zoals amfibolieten en andere kristallijne schisten wordt aangetroffen, wordt het vaak vergezeld van andere druse vormende mineralen, zoals de natriumalumosilicaten analciet en natroliet. Tot de belangrijkste vindplaatsen behoren Le Bourg-d’Oisans, bij Grenoble, de Franse Alpen, Schotland, Italië, Markovice (Tsjechië), Paterson (VS) en Peru. Een enkele keer wordt prehniet als edelsteen gebruikt en tot cabochon geslepen. Baveniet (genoemd naar de Baveno-afzetting in Italië) lijkt op prehniet, maar is veel zeldzamer. Het is een orthorombisch complex basisch silicaat van beryllium, aluminium en calcium. Het vormt kristalbundels die uit dunnen witte naalden bestaan. In het algemeen ontstaat het door het uiteenvallen van beryllium.

Bron: Enceclopedie van Mineralen en Gesteenten door Jiří Kouřimský uit 1997