|
Gips
Gips was al in de oudheid bekend. De Griekse beeldhouwer Lysippus van Sicyon, die in de 4e eeuw voor christus leefde, was de eerste die met gips werkte. Volgens Plinius de oudere maakte hij het allereerste gipsafgietsel van een mensengezicht. Gips was waarschijnlijk het eerste mineraal dat door Antonie van Leeuwenhoek onder de microscoop werd bestudeerd. Hij was de grondlegger van de microscopie en van oorsprong koopman te Delft. In 1695 moet hij het betreffende onderzoek gedaan hebben.
Gips vormt tafel- of zuilvormige kristallen. De tafelvormige kristallen lijken op mica (‘Mariaglas’). In zuivere toestand is kristallijn gips helder en is massief gips wit. Meestal is het mineraal echter geel of bruin getint, afhankelijk van de bijmengsels. Fijnkorrelig gips wordt albast genoemd en vezelig gips seleniet. De naam albast is afgeleid van het Griekse woord alabastros, dat naar men zegt zijn oorsprong vindt in de naam van de Egyptische stad Alabastron. Ook de benaming seleniet is even oud als de minerale classificatie zelf. Vergroeide gipskristallen vormen vaak ‘zwaluwstaarten’, maar ze worden ook wel afgerond tot een lensvorm of groeperen zich tot stervormige aggregaten. Gips onderscheidt zich van erop lijkende mineralen doordat er met een vingernagel een kras in gemaakt kan worden.
Winbare gipsafzettingen zijn neergeslagen uit zeewater, veelal in combinatie met anhydriet, dat vaak in gips verandert door absorptie van water. Afzettingen die voor een mineraloog interessant zijn, ontstaan ook door het verweren van pyrieten (in ertsaders en steenkoollagen bijvoorbeeld). De bekendste gipsafzettingen bevinden zich bij Volterra (Toscane), in Spanje en in Egypte, waar gips in grote hoeveelheden voorkomt. Andere belangrijke afzettingen zijn er in de VS, Frankrijk, Groot-Brittannië, Oostenrijk (Salzkammergut) en Polen (bij Wieliczka). In de Sahara komen op veel plaatsen volmaakt ontwikkelde agglomeraten van gipskristallen voor, die los in het zand liggen. Dit gips bestaat voor meer dan de helft uit fijne zandkorrels, die tijdens een snel kristallisatieproces in de bruinige, grijzige of gelige gipskristallen zijn opgenomen. Deze interessante formaties zijn meestal vlak, vaak behoorlijk groot en gegroepeerd tot vormen die op bloeiende rozen of andere bloemen en bladeren lijken. De formaties vormden daar ook wel ‘zandrozen’ genoemd. Ze ontstonden door verdamping van water uit zoutmeren of door het uiteenvallen van pyriet.
Gips wordt voornamelijk gebruikt voor de productie van pleisterkalk. Na verhitting tot 300-400’C, neemt het geen water meer op. Dergelijk gips verwerkt men in verven en cement. Albast is geschikt voor beeldhouwwerken; seleniet, met zijn prachtige glans, is een edelgesteente. Van gips maakt men ook wel zwavelzuur en zwavel.
Bron: Enceclopedie van Mineralen en Gesteenten door Jiří Kouřimský uit 1997 |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||